Subtraject van in tempibehandelingen te vroeg afgesloten (N0096)
Referentienummer: N0096
Behoort tot Normenkader ValueCare
Ziekenhuizen Rechtmatigheid
- Ziekenhuizen Rechtmatigheid 2015 - Subtrajecten – Openen en sluiten
- Ziekenhuizen Rechtmatigheid 2014 - Subtrajecten – Openen en sluiten
Vervallen per 01-01-2016
Samenvatting
Voor in tempibehandelingen zijn aparte afsluitregels van toepassing. De gesignaleerde subtrajecten voldoen niet aan deze regels omdat ze te vroeg zijn gesloten. Voor in tempibehandelingen gelden de volgende uitzonderingsregels:
2.0000.1. Stamceltransplantatie
2.0000.2. Orgaan transplantatiezorg
2.0000.3 Orgaantransplantatiezorg snijdende specialismen
2.0301.1. Oogheelkunde intravitreale injecties
2.0301.2. Oogheelkunde (sub)retinale pathologie
2.0301.3. Oogheelkunde strabismus
2.0301.4. Oogheelkunde retina defect / loslating
2.0304.1. Plastische chirurgie (mamma reconstructie)
2.0304.2. Plastische chirurgie (brandwonden)
2.0306.1. Urologie ESWL
2.0316.1. Kindergeneeskunde niet-klinische chronische verstrekking geneesmiddel
2.0316.2 Kindergeneeskunde niet-klinische bloedtransfusies op niet oncologische indicatie
2.0316.3 Kindergeneeskunde niet-klinische bloedtransfusies op oncologische indicatie
2.0316.4 Kindergeneeskunde plasmafitratie/LDL aferese
2.0307.1 Gynaecologie F21
Regelgeving / beleid
2013 & 2014 |
---|
Bij de hierna volgende in tempi behandelingen van diverse specialismen mag het subtraject na één van de beschreven in tempi behandelingen worden afgesloten wanneer de volgende in tempi behandeling van start gaat. Wachten op het algemeen geldende sluitmoment als omschreven in artikel 10.1 (42, 90 of 365 dagen) is hier niet nodig. Wanneer de volgende deelbehandeling eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende deelbehandeling start. Wanneer de volgende deelbehandeling later dan het algemeen geldende sluitmoment, als omschreven in artikel 10.1, start geldt deze algemene regel.
– Fase 1: selectie/afname; – Fase 2: transplantatie; – Fase 3: nazorg (posttransplantatie).
Begeleiding orgaantransplantatiezorg door beschouwende specialismen (2.0000.2) Voor de begeleiding van ontvangers rond orgaantransplantaties wordt door de specialismen cardiologie, inwendige geneeskunde, longgeneeskunde, MDL en kindergeneeskunde een eigen (eventueel parallel22) zorg/subtraject geopend. Hierbij worden drie fasen van behandeling onderscheiden: – Fase 1: pretransplantatie fase/screening ontvangers; – Fase 2: transplantatiefase ontvangers; – Fase 3: posttransplantatie fase/nazorg ontvangers.
Na iedere fase van de behandeling die wordt gevolgd door een nieuwe/andere fase, maar ook bij het opnieuw starten van fase 1 of fase 2, wordt het voorafgaande transplantatie begeleidings subtraject afgesloten op het bij artikel 10.2.t genoemde moment. Voor de begeleiding van donoren rond orgaantransplantaties wordt door de specialismen inwendige geneeskunde, MDL en kindergeneeskunde een eigen (eventueel) parallel) zorg/subtraject geopend. Hierbij worden drie fasen van behandeling onderscheiden: – Fase 1: pretransplantatie fase/screening donoren; – Fase 2: transplantatiefase donoren; – Fase 3: posttransplantatie fase/nazorg donoren. Na iedere fase van de behandeling die wordt gevolgd door een nieuwe/andere fase, maar ook bij het opnieuw starten van fase 1, wordt het voorafgaande transplantatie begeleidings subtraject afgesloten op het bij artikel 10.2.t genoemde moment.
Orgaantransplantatiezorg snijdende specialismen (2.000.3) Wanneer een hertransplantatie eerder uitgevoerd wordt dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de hertransplantatie plaatsvindt (dus op het in artikel 10.2.t genoemde moment).
Toelichting Het plaatsen van een lange termijn steunhart wordt beschouwd als een (voortraject) orgaantransplantatie. Dus ook bij het vervangen van een steunhart geldt bovenstaande sluitregel.
Oogheelkunde (2.0301.1) Bij behandeling met intravitreale injecties (diagnose 503, 609, 652, 655, 657, 659, 704, 705, 707, 709, 754, 755, 757 en 759) wordt per intravitreale injectie een subtraject geopend. Wanneer de behandeling met intravitreale injecties eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende intravitreale injectie plaatsvindt.
Oogheelkunde (2.0301.2) Bij behandeling van (sub)retinale pathologie (diagnose 659 en 704) met fotodynamische therapie wordt per fotodynamische therapie een subtraject geopend. Wanneer de fotodynamische therapie bij (sub)retinale pathologie eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende fotodynamische therapie plaatsvindt.
Oogheelkunde (2.0301.3) Wanneer de operatieve tempi behandeling van strabismus (diagnosecodes 204, 205, 209) eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende strabismus operatie plaatsvindt.
Oogheelkunde (2.0301.4) Wanneer de operatieve tempi behandeling van retina defect/-retinaloslating (diagnosecodes 654) eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende operatieve behandeling van het retina defect/retinaloslating.
Plastische chirurgie (2.0304.1) Bij mammareconstructie vindt afsluiting van het subtraject na iedere operatieve tempi behandeling plaats op het bij artikel 10.2.t genoemde moment.
Plastische chirurgie (2.0304.2) Bij meer transplantatiesessies bij de behandeling van uitgebreide (brand)wonden wordt na iedere transplantatiesessie het subtraject afgesloten op het bij artikel 10.2.t genoemde moment.
Urologie (2.0306.1) Bij niet-klinische ESWL behandeling van urinewegstenen wordt per ESWL behandeling een subtraject geopend. Wanneer de volgende ESWL behandeling eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven moment dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende ESWL behandeling plaatsvindt. Dit geldt ook wanneer een niet-klinische ESWL gevolgd wordt door een operatieve ingreep voor urinewegstenen.
Gynaecologie (2.0307.1) De subtrajecten bij diagnose F21 ‘gespecialiseerde technieken’ voor stimulatie respectievelijk de IUI/IVF/ICSI technieken en ovulatie-inductie met gonadotrofines worden per cyclus geopend en gesloten (dus 1 subtraject per cyclus). Indien de behandeling in meer ziekenhuizen (transport-IVF/ICSI) plaatsvindt opent ieder ziekenhuis de (deel)behandeling die daar wordt uitgevoerd. Het subtraject wordt gesloten op de 42e dag na de start van behandelcyclus tenzij binnen 42 dagen een nieuwe behandelcyclus start. Het subtraject wordt dan één dag voor de datum van start van de nieuwe behandelcyclus gesloten en aansluitend wordt een nieuw subtraject geopend.
Kindergeneeskunde (2.0316.1) Voor de niet-klinische chronische verstrekking van geneesmiddelen per infuus of per injectie (voor niet oncologische indicatie), wordt per drie verstrekkingen een subtraject geopend. Wanneer de vierde verstrekking eerder plaatsvindt dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende verstrekking per infuus of injectie plaatsvindt (dus op het in artikel 10.2.t genoemde moment).
Kindergeneeskunde (2.0316.2) Voor de niet-klinische behandeling met bloedtransfusies op niet oncologische indicatie wordt per drie bloedtransfusies een subtraject geopend. Wanneer de vierde bloedtransfusie eerder plaatsvindt dan het in artikel 9.s voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende bloedtransfusie gegeven wordt (dus op het in artikel 10.2.t genoemde moment).
Kindergeneeskunde (2.0316.3) Voor de niet-klinische behandeling met bloedtransfusies op oncologische indicatie in centra zonder SKION stratificatie, wordt per bloedtransfusie een subtraject geopend. Wanneer de volgende bloedtransfusie eerder plaatsvindt dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende bloedtransfusie gegeven wordt (dus op het in artikel 10.2.t genoemde moment).
Kindergeneeskunde (2.0316.4) Bij behandeling middels plasmafiltratie en LDL aferese wordt per drie behandelingen een subtraject geopend. Wanneer de vierde behandeling eerder plaatsvindt dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de vierde behandeling plaatsvindt (dus op het in artikel 10.2.t genoemde moment). Zie voor kindergeneeskunde ook de overige uitzonderingen in dit artikellid. 2014: NR/CU-257 art.10.2t 2013: NR/CU-228 art 8.2s |
2015 |
---|
Bij de hierna volgende in tempi behandelingen van diverse specialismen mag het subtraject na één van de beschreven in tempi behandelingen worden afgesloten wanneer de volgende in tempi behandeling van start gaat . Wachten op het algemeen geldende sluitmoment als omschreven in artikel 10.1 (42, 90 of 120 dagen) is hier niet nodig. Wanneer de volgende deelbehandeling eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende deelbehandeling start.Wanneer de volgende deelbehandeling later dan het algemeen geldende sluitmoment, als omschreven in artikel 10.1. start, geldt deze algemene regel.
Stamceltransplantatie (2.0000.1) Voor stamceltransplantatie (bij ontvanger) wordt een zorg/sub traject geopend (zo nodig parallel) aan het medicinale (cytostatica) behandeltraject). De volgende drie fasen worden bij stamceltransplantatie onderscheiden:
- Fase 2: transplantatie - Fase 3: nazorg (posttransplantatie) Na iedere fase van de behandeling die wordt gevolgd door een nieuwe/andere fase, maar ook bij het opnieuw opstarten van fase 1 of fase 2, wordt het subtraject afgesloten op het bij artikel 10.2. genoemde moment. Fase 3 wordt op de 120e dag na opening van het nazorgtraject afgesloten tenzij hertransplantatie (een nieuwe fase 1 en/of 2) plaatsvindt. In dat geval wordt het subtraject van fase 3 afgesloten één dag voor de dag dat fase 1 of fase 2 start. Begeleiding orgaantransplantatiezorg door beschouwende specialismen (2.0000.2) Voor de begeleiding van ontvangers rond orgaan transplantaties wordt door de specialismen cardiologie, inwendige geneeskunde, longgeneeskunde, MDL en kindergeneeskunde een eigen (eventueel parallel) zorg/subtraject geopend. Hierbij worden drie fasen van behandeling onderscheiden:
– Fase 2: transplantatiefase ontvangers; – Fase 3: posttransplantatie fase/nazorg ontvangers. Na iedere fase van de behandeling die wordt gevolgd door een nieuwe/andere fase, maar ook bij het opnieuw starten van fase 1 of fase 2, wordt het voorafgaande transplantatie begeleidingssubtraject afgesloten op het bij artikel 10.2.q genoemde moment. Fase 3 wordt op de 120e dag na opening van het nazorgtraject afgesloten tenzij hertransplantatie (een nieuwe fase 1 en/of 2) plaatsvindt. In dat geval wordt het subtraject van fase 3 afgesloten één dag voor de dag dat fase 1 of fase 2 start. Voor de begeleiding van donoren rond orgaan transplantaties wordt door de specialismen inwendige geneeskunde, MDL en kindergeneeskunde een eigen (eventueel) parallel) zorg/subtraject geopend. Hierbij worden drie fasen van behandeling onderscheiden: – Fase 1: pretransplantatie fase/screening donoren; – Fase 2: transplantatiefase donoren; – Fase 3: posttransplantatie fase/nazorg donoren Na iedere fase van de behandeling die wordt gevolgd door een nieuwe/andere fase, maar ook bij het opnieuw starten van fase 1, wordt het voorafgaande transplantatie begeleidings subtraject afgesloten op het bij artikel 10.2.q genoemde moment. Orgaantransplantatiezorg snijdende specialismen (2.000.3) Wanneer een hertransplantatie eerder uitgevoerd wordt dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de hertransplantatie plaatsvindt (dus op het in artikel 10.2.q genoemde moment).
Bij behandeling met intravitreale injecties (diagnose 503, 609, 652, 655, 657, 659, 704, 705, 707, 709, 754, 755, 757 en 759) wordt per intravitreale injectie een subtraject geopend. Wanneer de behandeling met intravitreale injecties eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende intravitreale injectie plaatsvindt.
Bij behandeling van(sub)retinale pathologie (diagnose 659 en 704) met fotodynamische therapie wordt per fotodynamische therapie een subtraject geopend. Wanneer de fotodynamische therapie bij (sub)retinale pathologie eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende fotodynamische therapie plaatsvindt.
Wanneer de operatieve tempi behandeling van strabismus (diagnosecodes 204, 205, 209) eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende strabismus operatie plaatsvindt.
Wanneer de operatieve tempi behandeling van retina defect/-retinaloslating (diagnosecodes 654) eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende operatieve behandeling van het retina defect/retinaloslating.
Bij mammareconstructie vindt afsluiting van het subtraject na iedere operatieve tempi behandeling plaats op het bij artikel 10.2.q genoemde moment.
Bij meer transplantatiesessies bij de behandeling van uitgebreide (brand)wonden wordt na iedere transplantatiesessie het subtraject afgesloten op het bij artikel 10.2.q genoemde moment.
Bij niet-klinische ESWL behandeling van urinewegstenen wordt per ESWL behandeling een subtraject geopend. Wanneer de volgende ESWL behandeling eerder start dan het in artikel 10.1 voorgeschreven moment dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende ESWL behandeling plaatsvindt. Dit geldt ook wanneer een niet-klinische ESWL gevolgd wordt door een operatieve ingreep voor urinewegstenen.
De subtrajecten bij diagnose F21 ‘gespecialiseerde technieken’ voor stimulatie respectievelijk de IUI/IVF/ICSI technieken en ovulatie-inductie met gonadotrofines worden per cyclus geopenden gesloten (dus 1 subtraject per cyclus). Indien de behandeling in meer ziekenhuizen (transport-IVF/ICSI) plaatsvindt opent ieder ziekenhuis de (deel)behandeling die daar wordt uitgevoerd.Het subtraject wordt gesloten op de 42e dag na de start van behandelcyclus tenzij binnen 42 dagen een nieuwe behandelcyclus start. Het subtraject wordt dan één dag voor de datum van start van de nieuwe behandelcyclus gesloten en aansluitend wordt een nieuw subtraject geopend.
Voor de niet-klinische chronische verstrekking van geneesmiddelen per infuus of per injectie (voor niet oncologische indicatie), wordt per drie verstrekkingen een subtraject geopend. Wanneer de vierde verstrekking eerder plaatsvindt dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende verstrekking per infuus of injectie plaatsvindt (dus op het in artikel 10.2.q genoemde moment).
Voor de niet-klinische behandeling met bloedtransfusies op niet oncologische indicatie wordt per drie bloedtransfusies een subtraject geopend. Wanneer de vierde bloedtransfusie eerder plaatsvindt dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende bloedtransfusie gegeven wordt (dus op het in artikel 10.2.q genoemde moment).
Voor de niet-klinische behandeling met bloedtransfusies op oncologische indicatie in centra zonder SKION stratificatie, wordt per bloedtransfusie een subtraject geopend. Wanneer de volgende bloedtransfusie eerder plaatsvindt dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende bloedtransfusie gegeven wordt (dus op het in artikel 10.2.q genoemde moment).
Bij behandeling middels plasmafiltratie en LDL aferese wordt per drie behandelingen een subtraject geopend. Wanneer de vierde behandeling eerder plaatsvindt dan het in artikel 10.1 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de vierde behandeling plaatsvindt (dus op het in artikel 10.2.q genoemde moment). Zie voor kindergeneeskunde ook de overige uitzonderingen in dit artikellid. 2015: NR/CU-260 art 10.2q |
Interpretaties
Er zijn geen interpretatiekeuzes gemaakt.
Programmeerbare norm
Er is sprake van “Subtraject van in tempibehandelingen te vroeg afgesloten (N0096)” als aan de volgende selectie is voldaan:
Logica: 1 en 2 en 3
Berekening financiële impact
Zie Berekening financiële impact - Verschil waarde subtrajecten bij wijziging open- en/of sluitdata