Label Tertiaire Verwijzing
Behoort tot Normenkader ValueCare
Robijn
Samenvatting
Dit label betreft patiënten die door medisch specialisten zijn doorverwezen naar de topreferente instelling (tertiaire verwijzing).
Regelgeving / beleid
2021 |
---|
Het gaat hier om het aantal unieke patiënten dat eerder in een ander ziekenhuis behandeld werd en daarna doorverwezen is. We kijken hiervoor naar de initiële en vervolg dbc’s (zorgytpe 11 en 21 in de DIS) waarvan de begindatum maximaal 1,5 jaar ligt na de begindatum van de dbc van een andere zorgaanbieder. Om te kunnen scoren op dit label dient een instelling tenminste verwijzingen te ontvangen naar 3 verschillende poortspecialismen. Voor dit label wordt op twee manieren bekeken of een patiënt aan deze eis voldoet. Hiervoor hanteren we een BSN-criterium en een verwijzercriterium:
Criterium verwijzer: Via de DIS-registratie van het ziekenhuis wordt nagegaan hoeveel patiënten verwezen zijn vanuit een andere instelling (met uitzondering van de Spoed Eisende Hulp). Deze patiënten moeten ook daadwerkelijk (op basis van BSN) maximaal 1,5 jaar voorafgaand aan de gegeven zorg aanwezig zijn in de ziekenhuisadministratie van een ander ziekenhuis. Hiervoor baseren we ons op de variabele code_zelfverwijzer_cd met als waarde 06 in de DIS. Voor de instellingen die de DIS niet voldoende volledig hebben aangeleverd (minmaal 80%) wordt niet geverifieerd of de patiënt een dbc in een ander ziekenhuis heeft ontvangen volgens bovenstaande methode. Voor deze instellingen wordt gebruik gemaakt van de verwijsadministratie van de instelling zelf om vast te stellen of de patiënten binnen 1,5 jaar behandeld zijn in een ander ziekenhuis. Criterium BSN: Via de BSN methode analyseert welke patiënten in de periode van 1,5 jaar zoals hierboven beschreven in verschillende ziekenhuizen zijn behandeld zonder dat hiervoor een specifieke verwijzing is geregistreerd. Omdat niet alle zorg noodzakelijkerwijs gerelateerd is aan elkaar wordt via de BSN-methode gekeken of de zorg die in verschillende instellingen geleverd is aan elkaar gelieerd is. Hiervoor baseren we ons op bestaande verwijzingen naar BBAZ ontvangers tussen specialismen die gemiddeld of meer dan gemiddeld voorkomen in een bepaalde periode. Voor deze verwijzingen berekenen we een landelijk gemiddeld verwijspatroon. Verwijspatronen die gemiddeld of meer dan gemiddeld voorkomen worden meegenomen als tertiaire verwijzing indien sprake is van een gelijke Diagnose registratie groep (DRG) bij de behandeling in de verschillende instelling, of indien het een van de belangrijkste DRG’s betreft bij de doorverwijzing. Om te bepalen of een DRG in de categorie belangrijkste DRG’s valt wordt op basis van omvang een lijst met DRG’s opgesteld waarbij tenminste 80% van de doorverwijzingen wordt geselecteerd voor de relevante verwijspatronen. De DRG's: KGEN-01 en ‘GEEN’ worden uitgesloten. Bij bepaling van de labelscore wordt uiteindelijk unieke patiënten gelabeld die voldoen aan het BSN criterium en/of aan criterium verwijzer. Een zorgtraject met subtraject ZT11 wordt door de beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert geopend indien de patiënt zich meldt met een nieuwe zorgvraag bij een instelling. Voor deze zorgvraag is bij het betreffende specialismen binnen deze instelling nog geen zorgtraject geopend. Dit blijkt uit het medisch dossier. 2021: NR/REG-2103a art. 5 lid 1 Een subtraject met een ZT21 wordt aansluitend geopend als in het kader van de zorgvraag van een reguliere behandeling of controletraject binnen 120 dagen na het afsluiten van een voorgaand subtraject met ZT11 of ZT21 een zorgactiviteit wordt geregistreerd. 2021: NR/REG-2103a art. 16 lid 2 Spoedeisende hulp contact op de SEH-afdeling (190015) Spoedeisende hulp contact buiten de SEH-afdeling, elders in het ziekenhuis (190016) |
2022 |
---|
Het gaat hier om het aantal unieke patiënten dat eerder in een ander ziekenhuis behandeld werd en daarna doorverwezen is. We kijken hiervoor naar de initiële en vervolg dbc's (zorgytpe 11 en 21 in de DIS) waarvan de begindatum maximaal 1,5 jaar ligt na de begindatum van de dbc van een andere zorgaanbieder. Om te kunnen scoren op dit label dient een instelling tenminste verwijzingen te ontvangen naar 3 verschillende poortspecialismen. Voor dit label wordt op twee manieren bekeken of een patiënt aan deze eis voldoet. Hiervoor hanteren we een BSN-criterium en een verwijzercriterium:
Criterium verwijzer: Via de DIS-registratie van het ziekenhuis wordt nagegaan hoeveel patiënten verwezen zijn vanuit een andere instelling (met uitzondering van de Spoed Eisende Hulp). Deze patiënten moeten ook daadwerkelijk (op basis van BSN) maximaal 1,5 jaar voorafgaand aan de gegeven zorg aanwezig zijn in de ziekenhuisadministratie van een ander ziekenhuis. Hiervoor baseren we ons op de variabele code_zelfverwijzer_cd met als waarde 06 in de DIS. Voor de instellingen die de DIS niet voldoende volledig hebben aangeleverd (minmaal 80%) wordt niet geverifieerd of de patiënt een dbc in een ander ziekenhuis heeft ontvangen volgens bovenstaande methode. Voor deze instellingen wordt gebruik gemaakt van de verwijsadministratie van de instelling zelf om vast te stellen of de patiënten binnen 1,5 jaar behandeld zijn in een ander ziekenhuis. Criterium BSN: Via de BSN methode analyseert welke patiënten in de periode van 1,5 jaar zoals hierboven beschreven in verschillende ziekenhuizen zijn behandeld zonder dat hiervoor een specifieke verwijzing is geregistreerd. Omdat niet alle zorg noodzakelijkerwijs gerelateerd is aan elkaar wordt via de BSN-methode gekeken of de zorg die in verschillende instellingen geleverd is aan elkaar gelieerd is. Hiervoor baseren we ons op bestaande verwijzingen naar BBAZ ontvangers tussen specialismen die gemiddeld of meer dan gemiddeld voorkomen in een bepaalde periode. Voor deze verwijzingen berekenen we een landelijk gemiddeld verwijspatroon. Verwijspatronen die gemiddeld of meer dan gemiddeld voorkomen worden meegenomen als tertiaire verwijzing indien sprake is van een gelijke Diagnose registratie groep (DRG) bij de behandeling in de verschillende instelling, of indien het een van de belangrijkste DRG's betreft bij de doorverwijzing. Om te bepalen of een DRG in de categorie belangrijkste DRG's valt wordt op basis van omvang een lijst met DRG's opgesteld waarbij tenminste 80% van de doorverwijzingen wordt geselecteerd voor de relevante verwijspatronen. De DRG's: KGEN-01 en 'GEEN' worden uitgesloten. Bij bepaling van de labelscore wordt uiteindelijk unieke patiënten gelabeld die voldoen aan het BSN criterium en/of aan criterium verwijzer. Een zorgtraject met subtraject ZT11 wordt door de beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert geopend indien de patiënt zich meldt met een nieuwe zorgvraag bij een instelling. Voor deze zorgvraag is bij het betreffende specialismen binnen deze instelling nog geen zorgtraject geopend. Dit blijkt uit het medisch dossier. 2022: NR/REG-2207a art. 5 lid 1 Een subtraject met een ZT21 wordt aansluitend geopend als in het kader van de zorgvraag van een reguliere behandeling of controletraject binnen 120 dagen na het afsluiten van een voorgaand subtraject met ZT11 of ZT21 een zorgactiviteit wordt geregistreerd. 2022: NR/REG-2207a art. 16 lid 2 Spoedeisende hulp contact op de SEH-afdeling (190015) Spoedeisende hulp contact buiten de SEH-afdeling, elders in het ziekenhuis (190016) |
Interpretaties
De volgende interpretatiekeuzes zijn gemaakt:
- Alleen declarabele subtrajecten worden meegenomen in de labelbepaling. Geparkeerde subtrajecten worden bij de labeling ook gemarkeerd als zijnde niet-declarabel.
- Openstaande ZT21 DBCs zonder declarabele verrichtingen met een landelijke code worden niet meegenomen.
- Alleen declarabele verrichtingen met landelijke codes worden meegenomen.
- De NZA neemt de gegevens van patiënten zonder geldig BSN niet mee binnen de labeling. Daarom sluiten wij patiënten waarvoor geen BSN bekend is ook uit binnen onze label-bepaling. Middels een ziekenhuisspecifieke parameter kan ervoor gekozen worden geen controle uit te voeren op het aanwezigheid van een BSN, bijvoorbeeld als ervoor gekozen is geen BSN aan te leveren.
- Om eerder te kunnen voorspellen wordt er binnen deze labelbepaling uitgegaan van de registratie in plaats van declaratie.
- Met schadelastjaar wordt het jaar van openingsdatum van de DBC bedoeld.
- In de Wet- en Regelgeving staat het volgende aangegeven: 'Om te kunnen scoren op dit label dient een instelling tenminste verwijzingen te ontvangen naar 3 verschillende poortspecialismen.' Omdat alle betrokken instellingen die bij ons aangesloten zijn tenminste verwijzingen ontvangen naar drie verschillende poortspecialismen is besloten deze voorwaarde niet op te nemen in de programmeerbare norm (overbodig).
- In de Wet- en Regelgeving staat het volgende aangegeven: 'Via de DIS-registratie van het ziekenhuis wordt nagegaan hoeveel patiënten verwezen zijn vanuit een andere instelling (met uitzondering van de Spoed Eisende Hulp).'. Doorverwijzing spoed wordt onder een andere verwijzerscode dan 06 verwacht, daarom wordt er niet specifiek naar SEH gekeken in de programmeerbare norm.
- De 'Diagnosegroepentabel 2020' (NR/REG-2033) wordt ook toegepast op de data van vóór 2020. Hier is voor gekozen omdat er geen voorgaande versie van deze bron is en er geen andere bron is die beter toepasbaar is op de data.
- De 'Diagnosegroepentabel 2020' (NR/REG-2033) wordt ook toegepast op de data van na 2020 totdat er een nieuwe versie beschikbaar is.
- DBC's waarvan de diagnosegroep niet bepaald kan worden worden niet uitgesloten van de labelbepaling.
Programmeerbare norm
Er is sprake van “Label Tertiaire Verwijzing” als aan de volgende selectie is voldaan:
Logica: 1 en 2